NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




Gezangen in gebruik na de Reformatie

In de Psalmberijming van Datheen waren enige gezangen opgenomen. Daarnaast werden andere gezangen gebruikt, vooral waar Lutherse gezangen bekend waren. Weinig documenten vermelden hier iets over, bijvoorbeeld de acta van de gereformeerde synodes waar de vorderingen van de kerkzang ter sprake komen en geklaagd wordt over de weerstanden die de invoering van het psalmboek (Datheen) bij de plaatselijke bevolking ondervindt. De Nationale Synode van Middelburg (1581) besluit de kerken van Overijsel toe te staan een klein aantal van de gemakkelijkste psalmen afzonderlijk te laten drukken ‘ende daer by eenige oostersche vutgelesen gesangen om alsoe de boeren aldaer te gewennen tot gebruyck der psalmen dauids’ 1 . Tot die ‘oostersche (= Oostnederlandse) gesangen’ behoorden waarschijnlijk ook een vertalingen van ‘Dies est laetitiae’. Op de Provinciale Synode van Utrecht (1606) klaagt de predikant van Soest ‘dat d' huijsluijden bij haer selffs [= thuis] singen: Christus is opgestanden, ende de psalmen niet en willen toelaeten’ 2 . Vergelijkbare geluiden komen ook van elders. In 1610 geeft dan dezelfde synode opdracht tot de samenstelling van een nieuw liedboek, dat in 1615 verschijnt onder de titel Hymni ofte Loff-sangen . Het is geen erg imposant boek, het werd ook nooit ingevoerd, maar het is interessant omdat het niet alleen het gewraakte ‘Christus is opgestanden’ bevat, maar ook bewerkingen van oude liederen, met name genoemde ‘Oude Leyssen, die vele aendachtige gemeene Luyden op Christelijcke Feest-dagen in hare Huysen plachten te singen, gesuyvert van verscheyden onbequame ende on-schriftuerlijcke manieren van spreken, oock op veel beter Dicht ende Rijm gestelt als te vooren, met het behouden van oude Voisen’, aldus de tekst van het privilege. De kerk trachtte op deze manier het ‘misbruik’ te kanaliseren. Dit is een enghartiger standpunt dan Luther had ingenomen met zijn aanbeveling om ‘Eyn kindelin so lobelich’ en andere soortgelijke liederen in de eredienst te zingen (Formula missae, 1523).

 

1 Acta van de Nederlandsche synoden der zestiende eeuw, verzameld en uitgegeven door F.L. Rutgers. Utrecht 1889, Kemink & Zoon. (= Werken der Mamix-Vereeniging II, 3), p. 372.
2 Acta der Provinciale en Particuliere Synoden gehouden in de noordelijke Nederlanden gedurende de jaren 1572-1620, verzameld en uitgegeven door J. Reitsma en S.D. van Veen. Zesde deel. Groningen 1897, J.B. Wolters, p. 310v.